Brede vorming begint bij de inhoud

'Brede vorming maakt onderwijs mooier en completer.' Met deze stelling van onderwijsadviseur Alex de Bruijn (RD 24-01) zal niemand het oneens zijn. In zijn handreikingen voor een 'mooier en completer onderwijs' geef hij een aantal waardevolle suggesties. Toch komt het mij voor dat hij een essentieel aspect voor 'brede vorming' en 'mooier en completer onderwijs' laat liggen.

Of op zijn minst onderbelicht laat. In een bijzin geeft De Bruijn aan dat actieve betrokkenheid voorwaarde is voor het aanleren van vaardigheden. Om die actieve betrokkenheid te realiseren 'moeten ze moeten als het ware de les de les in worden gezogen. Dat kan bijvoorbeeld door betekenisvol thematisch (zaakvak)onderwijs te bieden', zo schrijft hij. Hier lijkt hij impliciet te wijzen op de waarde van de inhoud van het onderwijs. In mijn optiek zou juist de vormende waarde door de inhouden in het onderwijs expliciet voorop moeten staan. Niet in het minst in het christelijk onderwijs.

Vorm verbonden aan inhoud

Over een precieze omschrijving van 'vorming' is veel te zeggen. In ieder geval gaat het bij vorming primair om een proces waarbij de lerende zich leert te verhouden tot zichzelf, anderen, het andere en (in het christelijk onderwijs wel in de eerste plaats) de Ander. Dit proces richt zich op het hebben van inzicht en doorzicht in datgene wat zich in de ons omringende werkelijkheid aan ons voordoet.

In dit proces is er alle ruimte voor het aanleren van cognitieve kennis en vaardigheden en het ontwikkelen van kwaliteiten (de drie dimensies die De Bruijn noemt). Maar deze staan niet op zichtzelf. Bij vormingsaspecten van leren zijn vorm (didactiek) en inhoud 'innig' verbonden (Hoogland, 2005). En juist de relatie tussen vorm en inhoud laat De Bruijn liggen. Het inleiden in betekenissen en inwijden in geheimen (Ter Horst, 2002) maakt onderwijs 'mooi en compleet'.

Spreekwoorden

De Bruijn werkt kort een voorbeeld uit van een taalles over de betekenis van spreekwoorden. Door de verschillende werkvormen spreekt hij de totale leerling aan. Dat is mooi, activerend en geeft vast leerplezier. Maar waar blijft de waarde en vormende invloed van de taal, en het gebruik van spreekwoorden in het bijzonder? Als het gaat om vorming doet dat terdege ter zake. Blijkbaar is in een zin als 'Hoge bomen vangen veel wind' meer te ontdekken dan alleen de letterlijke betekenis. Onze taal kent dus meer betekenislagen. Kennen de leerlingen daar nog meer voorbeelden van? En hoe ontwikkelt gewone taal zich tot spreekwoord? Trouwens, de leerlingen anno nu zijn niet de eersten die zich actief bezig houden met spreekwoorden. Dat blijkt wel uit bijvoorbeeld een schilderij als 'Nederlandse Spreekwoorden' (1559) van Pieter Breughel de Oude. Is de stap naar Bijbelse spreekwoorden (en hun receptie in de Nederlandse taal) hier geen goede kans voor het christelijk onderwijs? En wat te denken aan de metaforen waarin Christus over Zichzelf spreekt (de Deur, het Licht enzovoorts)?

Uiteraard is het van essentieel belang ook in dergelijk inhoudsbepaald onderwijs te zoeken naar aansluiting bij de leeftijd en de leefwereld van kinderen. Een voorbeeld voor kinderen van groep 3? De praktijk leert dat ze niet zijn weg te slaan bij goudvissen in een aquarium. Ze leren natuurlijk begrippen als schubben, kieuwen en staartvin. Maar ze ontdekken ook dat vissen zo zijn gemaakt dat ze in het water kunnen leven en bewegen. Hoe is die verhouding met de leefomgeving eigenlijk bij andere dieren en bij hen als mens? Zo wordt gewerkt aan een persoonlijke verbinding met medeschepselen uit de omringende werkelijkheid.

Bronnen

Voor onderwijs waarin de vormende waarde van de (vak)inhouden wordt onderkend is het gebruik van authentieke bronnen noodzakelijk. En er is genoeg voorhanden. In het onderwijs laten we culturele bronnen als brieven, dagboeken, schilderen, maar ook uit de natuur en de techniek zo vaak ongebruikt. En dat is jammer. Moet het adagium 'ad fontes' (terug naar de bronnen) niet juist het christelijk onderwijs aanspreken? Niet in het minst getuigenissen van gelovigen uit eerdere tijden kunnen betekenis krijgen in het leven van kinderen vandaag. Niet alleen met het hoofd, maar omdat het hun hart raakt.

En dat er in het onderwijs aandacht moet zijn voor het leren met het hoofd, voor actieve betrokkenheid door onder meer het aanleren van vaardigheden en voor het ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten is zonneklaar. Maar dan graag wel in het bredere zingevende kader waarin het onderwijs staat. Ook in het onderwijs gaat het immers om persoonlijke toe-eigening van waarde(n)volle inhouden. Christelijker kan het niet worden verwoord.